Je tuin is je grotere lichaam.
Ik heb nooit van tuinieren gehouden.
Op de éen of andere manier vond ik het altijd vooral heel veel gedoe en werk, wat regelmatig niet lukte door plagen of verkeerde planten op verkeerde plekken. “Het is een slecht jaar voor rozen” hoorde ik mezelf dan mompelen. Of:”Hoe doen anderen dat toch…”
Toch probeerde ik jaar in jaar uit wat van mijn tuintje te maken. Ik vroeg mijn lievelingsplant voor mijn verjaardag, las zorgvuldig wat hij nodig had en probeerde hem dat allemaal te geven.
Nu weet ik dat mijn lievelingsplant niet achter mijn huis wil wonen. Maar dat wist ik toen nog niet.
Een andere lievelingsplant van mij – die bovendien heel lekkere zaadjes heeft – wil er wel heel graag wonen, maar blijkt een “invasieve exoot”. Wat is dat nou weer?
Lastig dus, dat tuinieren. Tot mijn tuin een bouwplaats werd. Ik liet een massagehuisje aanbouwen achter mijn praktijk, een wonderschone natuurlijke ruimte met leem en houden balken.
De trampo van 4 meter doorsnee voor onze feerunnende, trickende jongens verdween en braak lag de tuin. Niets meer van over. Wat nu?
Ik nam een oud klimtouw en begon vormen te leggen. Vormen van touw kunnen namelijk niet mislukken, zoals plantjes op verkeerde plekken. Als het je niet bevalt, leg je het touw gewoon anders neer en kijkt weer.
Ik vormde dus, en had ergens het woord “wadi” gelezen. Een exotisch woord uit het land van mijn lievelingsplant.

Bij het graven van een wadi moest ik de grond ergens kwijt. Nou, dan maar een verhoogde border, langs de rand van mijn touwvorm.
Ik begon het zomaar leuk te vinden om de nieuwe tuinvorm aan te leggen, en er stond nog geen plant in!
Ik genoot ’s avonds met een kopje thee van de vorm. Hij stond me áán. Alleen een beetje braak misschien.
Dus langs mijn vrinden getogen: “mag ik misschien een stekje van dattum, en ook wat zaadjes van die?”
Ja hoor, dat mocht.
Het gemak waarmee ik nu aan het tuinieren was was nieuw voor me. Maar ik had blijkbaar iets wat ik eerder miste: geduld. Omdat ik de vorm al zo mooi vond, was ik heel tevreden.
Een winter lang genoot ik van de vorm en een paar stekjes van mijn vrienden.
Toen begon het.
Cadeautjes. Elke dag cadeautjes.
Pinksterbloemen (hè, hoe kom ik daar nou weer aan?). De hazelaar sloeg aan. De framboos ook, al was het met weinig vruchtjes. Jakobsladder, vrouwenmantel, smeerwortel. Ze kwamen op en bloeiden. De tijm hield het niet. Maar een door en vogel uitgepoepte zonnebloem kreeg wel 12 bloemen!
Het regende cadeautjes, het regende omhoog. Ik was getuige van een wonder!
Bij zoveel moois bleven de bijen en vogels niet uit. Waar de egeltjes al weken ’s nachts in de braak-lijkende grond hadden lopen omkratsen, zoemde het nu boven bloemenpracht. Waauw.
Als dit tuinieren is, dan ben ik een tuinvrouw, dacht ik.
Het lijkt wel of ik herboren ben. Dit lijkt mijn lichaam wel, dat zich happy voelt, en zin heeft om te spelen.
Ik zeg altijd, als lichaamsgericht therapeut, dat je huis je grotere lichaam is. Zoals je je huis verzorgt, zo verzorg je ook jezelf. Maar nu had ik er opeens nog een lichaam bij: mijn tuin! En ze was blij!
Dit is nu 5 jaar geleden.
Deze toestand van inspiratie is niet meer overgegaan. Het lag dan ook voor de hand om mezelf aan te melden toen het IVN in samenwerking met gemeente Meppel een project begon: Tuinrangers!
Wil je ook een natuurvriendelijke, klimaatbestendige, tuin gevuld met zoemde insecten of gifvrije bloemen waar je weinig werk aan hebt, kijk dan eens op hun website. Vraag eventueel een gratis eenmalig tuinadvies aan van een vrijwillig Tuinranger. Zo groeit het natuurlijk oppervlak van Nederland ook nog eens 🙂