Een onaangeraakt lichaam is een ongelukkig lichaam
Artikel uit NRC van 14 mei 2021 door Wouter van Noort
Voelen De westerse cultuur is extreem ‘ontlichaamd’, zegt psychiater Bessel van der Kolk (77), die de wereldwijde bestseller The body keeps the score schreef. Hoofd en lichaam zijn veel meer met elkaar verbonden dan we denken.
De afgelopen maanden waren de McDonald’s en de slijterij gewoon open, maar de sportschool, yogaschool en het zwembad waren dicht. De lockdowns zijn niet écht lekker geweest voor het lijf.
En dat lichaam was de laatste jaren al behoorlijk ondegesneeuwd geraakt, volgens psychiater Bessel van der Kolk. „De westerse cultuur is extreem ‘ontlichaamd’”, zegt hij aan de telefoon vanuit Boston, waar de in Nederland geboren onderzoeker al decennia woont en werkt, onder meer aan Harvard en Boston University.
Van der Kolk (77) schreef het boek The Body Keeps the Score, over hoe psychologische trauma’s zich manifesteren en ophopen in het lijf – en hoe vreemd het is dat daar niet meer mee wordt gedaan in de geestelijke gezondheidszorg.
De westerse cultuur is sterk gericht op het hoofd en op denken, en heel weinig op het lichaam en op voelen, zegt hij. En dat terwijl het bewijs groeit dat het lichaam een cruciale rol speelt bij psychologische gezondheid. „Hoofd en lichaam zijn veel meer met elkaar verbonden dan in de standaard geestelijke gezondheid wordt geaccepteerd.”
Zijn boek verscheen al acht jaar geleden, maar staat nu ineens op nummer één in de bestsellerlijst van The New York Times. Er zijn al drie miljoen exemplaren van verkocht. Blijkbaar zorgt de pandemie ervoor dat meer mensen met dit onderwerp bezig zijn, al is hijzelf ook wat verrast door het plotse succes. „Ik zou echt niet weten hoe het komt”, zegt hij.
Zijn onderzoek gaat over de lichamelijke gevolgen van heftig misbruik en mishandelingen, dat is wel andere koek dan wat de meeste mensen nu tijdens de lockdowns doormaken, waarschuwt hij. Maar de gevolgen van de lockdown zijn voor sommige mensen wel een ‘pre-traumatische conditie’, zegt hij. „Op zichzelf is thuiszitten geen trauma. Het is bepaald niet hetzelfde als een groepsverkrachting doormaken of je kind vermoord zien worden. Het begrip trauma moet niet te lichtzinnig worden gebruikt. Maar wat deze pandemie wél doet, is mensen immobiliseren. De maatregelen maken het mensen onmogelijk om te bewegen, om weg te komen uit vervelende situaties. En dat is wel een omstandigheid die trauma’s kan veroorzaken.”
Het ‘geleefde lijf’
Als Van der Kolk het over lichamelijkheid heeft, gaat het niet per se over dat we massaal naar de sportschool zouden moeten gaan om grotere spieren te kweken. Hij beschouwt het lichaam als cruciaal voor het beleven en verwerken van emoties.
Zijn inzichten bouwen voort op het werk van de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty. Die stelt dat we ons lijf niet zozeer ‘hebben’ maar ‘bewonen’. Hij maakt onderscheid tussen het ‘objectieve lijf’ en het ‘geleefde lijf’, waarbij het eerste iets is wat net als alle andere objecten om ons heen een gewicht heeft, een massa, drijfvermogen, enzovoort.
Het is het lijf dat je weegt op een weegschaal, dat je strak probeert te maken door te sporten, het lijf dat je met een selfie op de foto zet en net iets mooier maakt met een filtertje, om het vervolgens op Instagram te zetten. Maar veel belangrijker dan het objectieve lichaam is volgens hem ‘het geleefde lijf’: het lichaam dat we gebruiken om te bewegen, om in contact te komen met anderen, om te voelen, te proeven en om te ervaren.
Het lijf dat we ervaren is geen object. Je hoeft nooit op zoek naar je rechterarm, op dezelfde manier als je soms een schaar zoekt tussen de rotzooi op je bureau. Het lichaam kun je eigenlijk niet los zien van je ervaringen in het leven, en toch zitten mensen vaak alleen maar in hun hoofd.
Het is volgens Merleau-Ponty dan ook heel belangrijk om je ervan bewust te zijn dat het lijf niet alleen maar het ding is waar je hoofd op rust, maar ook iets dat in zichzelf essentieel is om te beleven.
Van der Kolk: „Je lichamelijk onderdeel voelen van een gemeenschap, een netwerk – dat is cruciaal om met vervelende omstandigheden om te kunnen gaan.” Hij beschrijft in zijn boek hoe, naar zijn smaak véél te langzaam, het lichaam wordt herontdekt in de psychiatrie. Het lichaam houdt de mentale score bij van je leven, en het lijf is dan ook een belangrijke sleutel bij het oplossen van trauma’s en stress, benadrukt hij.
Eten, poepen, plassen, ademen: dat is de basis van alles, zegt hij. En juist die lichamelijke processen gaan daarom vaak fout na een trauma. De meest basale lichaamsfuncties lopen in de soep als je getraumatiseerd bent, van seksuele opwinding die het laat afweten tot maagklachten of rugpijn.
„Het is toch fascinerend dat het belang van aanraking vrijwel compleet wordt genegeerd in de psychologie? Psychologen en therapeuten wordt geleerd: raak vooral niemand aan, maar stel vragen en praat. En dat terwijl mensen, als ze te maken krijgen met een tragedie, het liefst fysiek bij elkaar komen, elkaar omhelzen, elkaar aanraken.”
Post-alcoholische cultuur
Hoe kan het dat veel westerse culturen, en de geestelijke gezondheidszorg, zo losgezongen zijn geraakt van het lichaam? Van der Kolk noemt de Europese en Amerikaanse samenleving „post-alcoholische culturen”. Noord-Europeanen hadden één manier om stress te behandelen: een fles alcohol. En in de Amerikaanse cultuur zit ook ingebakken: als je je slecht voelt, neem je een slok of een pil. Door die neiging om te verdoven, vergeten mensen te luisteren naar de signalen van hun lijf.
Ook dat klinkt trouwens weer behoorlijk actueel in een met wijn doordrenkte pandemie. Maar is het wel juist om te spreken van post-alcoholisch, of is de cultuur nog steeds hartstikke alcoholisch?
Van der Kolk: „Het is altijd al alcohol geweest: het helpt je om je zintuigen af te stompen. Er is een enorme correlatie tussen trauma en alcohol- en drugsverslavingen. Het is vrijwel onmogelijk om drugsverslaafd te worden als je geen traumatisch verleden hebt.”
Maar de vervreemding van het lichaam komt niet alleen door het gemakkelijke en cultureel diep ingebakken grijpen naar de fles, denkt hij. Het belang van emoties in het lichaam is niet iets waar wij thuis, op school, of in onze religieuze en filosofische tradities veel over horen. En dat terwijl andere wereldreligies bol staan van de rituele dans, beweging, fysieke ervaringen, meditatie, extase.
„Toen ik naar school ging in de jaren vijftig was er veel aandacht voor bijvoorbeeld harmonische samenzang.” Ook dat is een manier om meer in contact te komen met het lichaam: samen zingen, muziek maken, dansen. „Dat gebeurt nu volgens mij veel minder op scholen.” De massale verslaving aan smartphones heeft dat alleen maar erger gemaakt, denkt hij.
Yoga en qi gong
Van der Kolk heeft niet zo snel vijf tips om uit je hoofd en in je lijf te komen. Een betere connectie met het lichaam vergt volgens hem vooral meer structurele aandacht voor het beleven van het lijf: op individueel niveau, in de geestelijke gezondheidszorg én in de westerse cultuur in bredere zin.
Hij kijkt ook nadrukkelijk naar lichaamsoefeningen die zijn ontstaan in andere culturen. Hij is bijvoorbeeld een grote voorstander van yoga, omdat er veel bewijs is dat die lichaamsoefeningen trauma’s kunnen helen. Of neem qi gong, een meditatieve Chinese bewegingstraditie. „De Chinese cultuur is veel ‘belichaamder’. Je ziet het daar aan groepen mensen die elke dag in parken meditatief staan te bewegen.”
Er zijn allerlei activiteiten die je weer beter in contact kunnen brengen met je lijf, zegt Van der Kolk. Van kunst en muziek maken, tot bewegen en alternatieve lichaamsbehandelingen of massage-achtige therapieën als Rolfing en craniosacraaltherapie. Dat zijn methodes die nu nog vaak een zweem van alternatieve geneeskunde om zich heen hebben, maar waar volgens Van der Kolk stevig bewijs voor is dat ze helpen.
En, zodra het weer kan, benadrukt Van der Kolk het immense belang van elkaar fysiek opzoeken en omhelzen. „Heel basaal kun je stellen dat een onaangeraakt lichaam, een ongelukkig lichaam is.”